Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven in de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel zoeken, te weten, in de hand van het heir des konings van Babel, die [32]van ulieden [nu] zijn opgetogen. 32. Dat is, van Jeruzalem afgetogen, opgetrokken, [zie boven vs.11, en onder hfdst.37 vs.5,11], tegen den koning van Egypte, die tot hulp van Zedekia in aantocht was.